woensdag 23 september 2015

Japie op de bagagedrager

Het beste wat ik pa ooit op de mouw heb gespeld, is het avontuur met Japie op de bagagedrager van mijn fiets. Hij heeft nooit de ware toedracht van het verhaal gekend. Ik was van plan om het ooit te vertellen op het huwelijk van mijn broer zodat pa zich wellicht een bult zou schrikken. Maar pa is er niet meer en Japie blijft zijn huwelijk maar uitstellen. Daarom hier het ware verhaal!

Op een mooie zomeravond in 2005 zat ik thuis tv te kijken toen mijn gsm rinkelde. Een vriend vertelde me dat er een feestje aan de gang was in JH Quo Vadis en dat mijn broer Japie er ook was. Ik sprong de fiets op en reed naar Heule.



Daar aangekomen, trof ik mijn broer aan. Die had intussen al een stuk of 8 blauwe Chimays binnen, wat niet meteen bevorderlijk was voor zijn evenwicht. Hij goot er nog een paar meer in zijn keel, en ik besloot hem maar mee te nemen naar huis. In die tijd reed Jasper met een oude koersfiets. Die hebben dunne bandjes en dat is best moeilijk om je evenwicht te houden. Vooral als je zo’n 12 trappisten in je maag en lever hebt. Japie stapte op zijn fiets en verloor direct het gevecht met de zwaartekracht.

Ik raapte Japie en zijn fiets op, en gaf hem de mijne. Die zijn banden waren iets dikker en dat zou mmisschien makkelijker gaan. Ik probeerde de ketting van zijn fiets terug op de tandwielen te leggen en kon uiteindelijk vertrekken. Tot mijn verbazing en ontsteltenis was Japie al vertrokken. Dat beloofde weinig goeds.

Ik koerste door de straten die we doorkruisten op terugweg naar huis, maar kon Japie niet vinden. Hij was niet lang voor mij vertrokken en ik had redelijk gesprint om hem in te kunnen halen. Hij moest dus een andere baan hebben genomen, of verkeerd zijn gereden.

Ik keerde terug naar het centrum van Heule en zag plots in de verte het achterlicht van mijn fiets branden. Naast mijn fiets stond Jasper, vergezeld door twee politieagenten en een combi met zwaailicht. Ik sprintte naar de bende toe.

“Meneer, kent u die kerel?”
“Ja meneer, dat is mijn broer.”
“Hij ziet er niet al te best meer uit.”
“Dat is nooit het geval, maar nu is het inderdaad erger dan anders.”
“We hebben twee opties. Ofwel nemen we hem mee en mag hij een nachtje in de cel slapen. Ofwel geeft u ons zijn adres en dan brengen wij hem naar huis.”
“Ik zou u eeuwig dankbaar zijn als u hem naar huis zou brengen. Wij wonen in de Overheulestraat 220 in Moorsele.”
“Ok, dan brengen wij hem. Ik stel voor dat u die fiets met de verlichting neemt en dat u de koersfiets zonder lichten hier laat staan om dan morgen op te pikken.”
“Zeker, en nogmaals bedankt.”

Ik sloot de koersfiets en reed naar huis. Daar lag Jasper al in dromenland.

De volgende ochtend was ik als eerste wakker. Ik ging met haklfopen ogen in de zetel zitten toen pa bij me kwam.
“Zeg, waar is Japie zijn fiets? En wat doet Japie zijn pasport hier op tafel? Hij heeft toch niks uitgespookt? Hij is toch thuis?”
“Wel euh pa, …”

Ik kon natuurlijk de ware toedracht van het verhaal vertellen maar dat zou hetzelfde geweest zijn als het openen van de doos van Pandora. Een orkaan van woede zou zich over Japie gooien en zijn uitgaansleven zou vor enige tijd ingeperkt worden. Mijn hersenen ontwierpen met de snelheid van het licht een zo geloofwaardig mogelijk verhaal.

“Wel, hij was gisteren in de Quo en had iets teveel op …”
“En?”
“En hij was niet echt instaat om naar huis te rijden, zeker niet met een koersfiets met dunne bandjes.”
“Hoe is die vlegel dan thuis geraakt?”
“Op mijn bagagedrager.”
“Op je bagagedrager?”
“Ja…”
“En dat is gelukt met die dronkaard?”
“Wel, hij lag te slapen en ik heb zijn armen rond mij geslagen. Ik heb hem rond mij gebonden met mijn fietsrekker.”
“Die is niet goed zeker? Jongens toch! En zijn pasport?”
“Wel, hij wilde iedereen in de Quo tonen dat hij mijn broer was en hij toonde voortdurend zijn pasport. Ik heb het uit veiligheid afgepakt en bij mij gestoken. Ik heb het daar gelegd.”
“Ja jongens toch!!”

Hij liep naar de deur van de gang en riep naar boven.
“Claude, claudeeeeeeeeeeuuuuuuhhhhhh!!!! Sta maar op manneke.”

We hoorden gestommel boven en vervolgens voetstappen. Hij kwam met kleine oogjes en zijn lange blonde manen de living binnen en ging in de zetel zitten. Martin ging met een boze blik voor hem staan.

“Ha daar, nachtuil! Hoe is het? Is je kater al weg?

Hij zei niks en vreesde een uitbrander.

“En wat heb ik gehoord van je broer? Je mag trots zijn!”

Hij keek naar mij met zijn puppie-oogjes.

“Je moest beschaamd zijn. Op de bagagedrager van je broer! Een geluk dat hij zo voor je heeft gezorgd!!”

Hij keek me opnieuw aan met een verbaasde blik. Hij begreep er geen snars van.

“Met een fietsrekker vastgebonden worden aan je broer en staan zwaaien met je pasport op de koop toe. Wees toch een beetje verantwoordelijk hé. Jongens toch. Je mag vandaag de afwas doen, kan je wat ontnuchteren.”

Japie zweeg en slaakte een zucht van opluchting. Het was een redelijke prijs voor een wilde nacht.

Jaren later bleef het verhaal de kop opsteken. Aan de familietafel begon pa dan over Japie, als die probeerde met zijn pa te lachen.

“Lach maar manneke! Ik ben tenminste nooit op een bagagedrager naar huis gebracht! Vastgebonden aan mijn broer.” En hij vertelde de familie in geuren en kleuren over Japies nachtelijk avontuur.

En ik zat te griniken naar Japie. Want die wist dat ik wel zou zwijgen tot de dag dat hij zou trouwen en ik pa en alle aanwezigen het ware verhaal zou vertellen. Pa is er niet meer, maar het verhaal zal toch weerklinken in de feestzaal als het moment ooit aanbreekt!

TG

Geen opmerkingen:

Een reactie posten